TERUG NAAR MIJN BERG

 

   

 

 

 


Eens droomde ik, Tswang Tse, dat ik een vlinder was

die vrolijk rondvloog, blij met het leven,
zonder te weten wie ik was.

Plotseling werd ik wakker.Ik was weer Tswang Tse.
Droomde Tswang Tse een vlinder of
de vlinder Tswang Tse te zijn?

 
     
 

De droom vertelt ons op weg te gaan, terug naar het land van de voorouders, het spoor te volgen tot aan de oude wijze man.
Surinaams Chinese Fu Mei (Irma) vertelt hoe zij vijfenzestig jaar oud op Chinees Nieuwjaar een droom herleefd,van haar niet-gekende vader. Dat doet haarbesluiten op zoek te gaan naar haar wortels. Na de Orient Express alleen door Rusland, wordt het spoor in China smaller. In de opwinding voor het vertrek naar Canton, de bakermat van haar vader, gaat zij door haar rug en belandt in het ziekenhuis. Zij zal haar reisdoel niet meer bereiken. Een Indisch chinese dokter maakt haar duidelijk dat ze in het jaar van de Haan terug moet komen. Via Japan teruggevlogen jaar Nederland, blijkt het spoor naar haar vader dichtbij huis te leggen, daar al lang te wachten.
De klassieke Chinese vertellers hadden niet meer nodig dan een tafeltje in het theehuis, een 'vertelstokje' en een waaier. De verhalen, het ritme en de toonklanken van vijf generaties vertellers brengen dichter bij de bron van de Chinese cultuur.

Canton : Mon amour - TEKST Terug naar mijn Berg

Canton : Mon amour  

 door

Tja Fu Mei (Irma)

1 Toen de Oostenwind en Westenwind elkaar ontmoeten dreef de noorder­wind hen zuidwaarts. En daar ben ik geboren: in Suriname. Mijn vader was chinees en mijn moeder nederlandse en ik ben in de West geboren. Beide families waren tegen het huwelijk. Maar de nederlandse familie greep in. Mijn vader verdween uit het beeld. Mijn beide ouders zijn jong overleden, mijn moeder toen ze 35 was en mijn vader met 40 en ik werd naar mijn grootouders in Nederland gestuurd. Mijn vader had ik het laatst gezien toen ik 11 was. Ik ben altijd ver gehouden van China en alles wat Chinees was.
Als iemand me verteld had wat ik nu vertellen ga, had ik gezegd, die is niet goed snik. Echt waar hoor. Dat ik daar 65 jaar­ voor heb moeten wor­den, want niet veel later, droomde ik dat ik 4 was en met mijn vader naar het Chine­se Nieuw­jaar ging in Konyi­tong. We liepen door de straat­jes, er waren zoveel eettentjes, goochelaars en draken. Tot we op een hoek kwamen met etenswaren. Mijn vader leidde mij er toe. Er waren dingen die ik niet kende. Ik moest ze maar eens proeven van hem, toen ik wakker werd. Ik moest huilen.
Dat ik daar 65 jaar voor moest worden.

2.Twee dagen later ging ik naar de Houtrusthallen in Den Haag. Het was de eerste keer dat het Chinese Nieuwjaar in Den Haag gevierd zou worden. Een kennis had mij erop gewezen en met haar ging ik er heen. Het was een soort Pasar Malam. Mijn kennis moest nog naar een crema­tie, maar zei tegen mij, blijf jij nou hier. Ze wees mij de weg waar de stands waren. Zo, daar en dan loop je zo. Toen wij afscheid hadden genomen, liep ik naar de stands. Ik keek op... ik was in mijn droom.
Links was de stand met etenswaren die ik niet kende. Ik hoefde niet eens verder te lopen, ik wist al hoe het eruit zag. Ik draaide mij om en keek in het vriendelijk gezicht van een chinese man, die mijn mij aanmoedigde iets te proeven. Ik name een hapje. En hij zei "vindt u het lekker". Ik antwoordde met een woordeloos knikken. Ik heb een hapje gekocht voor thuis. Ik ben daarna direkt vertrokken, ik had er niets meer te zoeken. Huilend kwam ik bij mijn man Kees aan. "Wat is er" vroeg hij angstig. "ik ben in mijn droom geweest" antwoordde ik en toen wist ik dat ik de sporen van mijn vader moest natrekken.
Ik wist alleen dat mijn vader van Canton kwam, maar waar ik moesat gaan of zoeken wist ik niet. Toen zag ik in de krant een advertentie dat er twee plaatsen waren voor een trip met de Transsiberie express was naar China, die ook Canton aan zou doen. Ik besprak het met mijn man. Wat ik in Kwantung te zoeken had wist ik ook niet, maar ik wilde gaan. Toen we besloten hadden te gaan en ik belde, kreeg ik ten antwoord "Sorry mevrouw, er is nog maar één plaats over". "er is nog maar één plaats over". Ik hoefde niet lang na te denken, toen ben ik alleen gegaan, met nog negen anderen

3.Met het vliegtuig via Berlijn naar Moskou. En dus met de trein door Rusland. Een rare gewaarwording trouwens: de meisjes waren stug en er was wel een heel menu, maar als je wat vroeg was er niks, die hele reis tot aan de grens bij China. En daar moesten we er uit. Want wat bleek, we konden niet zomaar China in, nee,  daarvoor moest de trein speciaal in de takels om overgeheveld te worden op een ander spoor. En de wielen worden verwisseld. We moesten dus vanons bredere wester­se spoor, op een smaller overschakelen om ons spoor te kunnen te vervol­gen. Natuurlijk wilden we kijken hoe dat ging, maar een noeste beambte hield ons tegen. Strikt geheim.
En toen waren we ineens in China. Toen de trein zich weer in beweging zette dacht ik Goh,ik ben in China, China, dat was zo'n vreemde gewaar­wor­ding.

4.Het Chinese land uitgestrekte kale vlaktes, akkers met zonnebloemen en mais, maar vooral bedrijvig. Overal mensen bezig met bouwen en verbouwen. Overal ronde rijstschuurtjes met puntige daken. Groepen mensen eten in de schaduw onder de bomen. En voordat we het wisten waren we al in Peking.
De andere leden van het gezelschap zijn druk bezig met hun bagage en transport te regelen. Een heeft er al ruzie met een taxi-chauffeur omdat ze meent afgezet te worden. Maar ik sta verdwaasd de geur op te snuiven: Peking. En één wonderlijke gedachte beheerst mij, zou mijn vader hier ook geweest zijn. Ik krijg een por en een reprimande van de reisleid­ster, ik moet wel voor mijn bagage zorgen.
Peking.  Mijn vader kon hier eigenlijk helemaal niet geweest zijn. Want ik wist helemaal niets van hem. Gedachten vlogen door mijn hoofd. Hoe Suying vertelde hoe ze tijdens de eerste reis van de Chinese Brug, de Chinese Muur beklommen hadden en met een stel volhouders in een bepaald uiteinde verzeild waren geraakt en hoe ze daar met mensen uit ver­schillende uithoeken van de wereld zomaar een dansje waren gaan maken en lied gaan zingen. Een spontaan weerziens­ritueel.
Ik voelde mij meer als Aaron Lee, uit het boek De Mandarijn, die helemaal uit Sjanghai naar het kille Peking was gekomen om het doodvonnis van zijn vader ongedaan te maken: doodeenzaam. Ik herimmer hoe hij doelloos met de menigte slenterde, net als ik, tot hij  bij het Noord-Altaar kwam, de Zaal der Eeuwigheid. Direkt vergat hij zijn bittere gedachten en zijn heimwee, door ontzag voor wat hij zag. Achetr de Marmeren balustrade, verrees het drie verdie­pingen hoge pannen­dak van de ronde tempel bekroond door een gouden bol dat saffierblauw in de nevel glansde.
En plots stond ik weer voor de pagode in Penang. Vijftien jaar geleden had ik in Frankrijk vrouwen uit deze chinese enclave voor de kust van Maleisie leren kennen. Ik had hen blijkbaar met bijzon­dere belangstelling aangestaard, want zij kwamen naar mij toe, deze dames uit Penang, "where are you from". Zij hadden ook specia­le be­lang­stel­ling voor mij. Het jaar daarop op Pen­ang stonden zij als een delega­tie mij op te wach­ten, om mij in te wijden in het chinese, via de familie­waarzeg­ger, het volkseet­huis en de kwe chow, de rijst­bami. Het was geen sprookje, maar een prettige kennismaking, iets waarbij je je thuis kon voelen.
Toen ik langs de pagode kwam met zijn schildpadden, besloot ik de wijze man te raadplegen. Hij sprak helaas geen maleis of een te oud maleis. Hij ging aan de weer met zijn stokjes. Ik begreep niets van wat hij zei.
"Nou, ik ga maar weg, want ik versta het toch niet".

5.Afijn we hebben dus verschillende steden bezocht en van alles gedaan en op het laatst komen we in Yangshuo aan en van Yanshuo zouden we dan nog naar Canton gaan.
En dat was meteen het einde van de reis, want vandaar zouden we naar Honkong en zo weer terug gaan.
En we zijn in Yangshuo en de volgende dag zouden we met de boot naar Canton gaan en ik kan niet meer lopen. Ik kon niet meer lopen. Ik kon niet meer lopen. Afijn het was mijn rug. Ik moest alleen achter blijven. Helemaal alleen in het grote China.

6.De anderen waren dus vertrokken en ik achtergebleven. Het ziekenhuis­je van Yangshou bleek niet toereikend en met een auto waarmee anderen meeliften werd ik naar Qeilin gebracht.
Daar vroeg men mij "wilt u een westerse of chinese behandeling", ik antwoordde een chinese. En de acupunctuurbehandeling die ik kreeg was geweldig en ik ging hard vooruit, totdat een vepleegster bij een injektie verkeerd prikte en ik ontsteking aan mijn heupbot kreeg.
Om naar Canton te gaan was blijkbaar de tijd nog niet rijp.
Een operatie daar wilde ik niet. Dus terug naar Nederland. Maar herinnert u zich dat de trein op een ander spoor overgeheveld moest worden, de operatie terug per vliegtuig was bijkans nog moeilijker. Qeilin naar Honkong kon niet, dus naar Peking, Peking Honkong kon niet, dus naar Tokoyo, uiteindelijk vond daar de overdracht plaats.

7. Epiloog
De tijd was niet rijp. Wel ben ik sinds die tijd verbonden aan de Chinese BRug, om de brug naar mijn roots alsnog te slaan. Loerend op een tweede expeditie richting Canton.
En het was in de voorbereiding van dit programma, dat ik opnieuw nasporin­gen naar mijn vader begon te doen. En daar zat ik voor de honderdste of misschien wel tweehonderdste keer in het kantoor van de Chinese Brug, en Eddy die daar al jarenlang koordineert, komt met zijn broer binnen:....
Daar­stond ik in die grote hal en ik staarde hen blijkbaar met bijzon­dere belangstelling aan, want zij kwamen naar mij toe, deze dames uit Penang, "where are you from". Zij hadden ook specia­le be­lang­stel­ling voor mij, wat heet zij ont­leedden mij helemaal.

Het jaar daarop op Penang, deze Chinese enclave voor de kust van Maleisie, stonden zij als een delegatie mij op te wachten, missie mij kennislaten maken met het chinese, via de familie­waarzeg­ger, het volkseet­huis en de kwe chow, de rijst­bami
Het was geen sprookje, maar een prettige inwijding, iets waarbij je je thuis kon voelen